335 Nicolá Paganini, componist, violist

Gisteren op de schildersgroep met aquarel gewerkt naar model (Ron). Ik wil leren van Horst Janssen.

Ik bewonder zijn stijl heel erg’

Tijdens deze avond maakte ik twee portretten;

ik moet het aquarel nog leren en ben daarom heel ingespannen bezig.

Plus dat ik er echt op zinde een portret klaar te hebben als ik naar huis (23 uur) zou gaan.

Anders zou het bij thuiskomst nog een portret moeten tekenen.

Ik dacht dat het 1e portret wel aardig was en dat gaf rust;

En in die rust maakte ik heel ontspannen het 2e portret; wat uiteindelijk veel meer beantwoordde aan wat ik wilde.

Ook ontdekte ik iets bijzonders. Hee veel van wat men ‘moderne kunst noemt’, kan mij meestentijds niet zo bekoren.

Ik vind het vaak te gemakkelijk. Iemand noemde het onlangs ‘koelkast kunst’. Hiermee bedoelde ze de tekeningen ( vaak van kinderen of kleinkinderen) die je op de koelkast bevestigd.

Tijdens de workshop bij Siegfried Woldhek ging ik een eigen grens over.

Deze bijzondere leraar leerde ons dat als we naar een portret kijken en dit willen weergeven, dat onze vraag moet zijn ‘Wat wil je over deze persoon duidelijk maken.’

Ik heb mijzelf nooit deze vraag zo duidelijk gesteld. Had er zelfs een tegenzin in.

Tot nu toe was ik gegaan voor het zuiver waarnemen. In de veronderstelling ( en overtuiging) dat er in dit ontmoeten een verbinding komt van mijn diepste waarheid met de diepste waarheid ( het zijn) van de ander.

Deze zienswijze is niet verloren gegaan. Er is iets bij gekomen.

Dat kostte even moeite. Ik wilde er niet meteen aan, zo gezegd. Tegelijkertijd wil ik ook altijd wel nieuwe banen betreden; dus ik gaf het een kans. En nog steeds.

Het is een experiment zo gezegd.

Maar, wat ontdekte ik nu gisterenavond?

Dat als je voorbij het geziene wilt gaan ( zoals Horst Janssen doet) je heel scherp moet kunnen waarnemen.

Je moet het hele beeld van de kop ( de vlakken, de onderscheiden kleuren) moet je heel helder hebben want anders ben je niet in staat hier een extra dimensie aan toe te voegen.

Dat is het verschil tussen prutsen en het echte werk.

Als ik het met een huis zou vergelijken; het fundament, het geraamte moet helemaal kloppen.

Dan kun je een dakraam net een andere richting op laten gaan dan gebruikelijk is.

Of wat dan ook uit balans halen omdat dit een spannende uitdrukking van het gegeven huis kan zijn.

Met andere woorden; ik ontdekte dat ‘uit balans gaan’ ( lees: afwijken van het pure naturalisme) alleen maar kan als je de materie heel goed beheerst. En een hele sterke concentratie op kunt brengen.

Heb je dit niet in huis, dan is de ‘onderlaag’ krakkemikkig en zal het portret geen echte zeggingskracht hebben.

Dat is een heel leerzaam inzicht.

Het begin zit erin in het portret van Ron. En zoals mijn schildersvriend Ton zeg: Doen en durven.

Dat is het nieuwe mantra. ha.