323 Herman Finkers, cabaretier (1)

Hou ik mij aan mijn eigen koers of ga ik in de modus van ‘pleasen.’

Als ik op FB plaats, weet ik door ervaring wel wat ‘leuk’ gevonden wordt. Iets met kleur. Iemand die bekend is bij het grote publiek werkt ook mee.

Maar nee, de eerste optie is de meest interessante. Want zo vind ik mijn eigen spoor.

Amai ( zeggen de Vlamingen) het portret van Bernstein was een hele klus. Als ik mij ga voorbereiden op Herman Finkers, ben ik gewoon een beetje misselijk. Dat is op zich niet zo gek. In mijn lessen ‘Leer Tekenen’ leer ik  mijn cursisten over te schakelen naar de zienswijze van de rechterhersenhelft.. Als je dit leert, kun je tekenen. Zoals ik het zie; bij de meeste mensen – en dan met name in de westerse wereld, zijn het vooral de capaciteiten van de linkerkant van de hersenen die worden gestimuleerd en ontwikkeld.

Dat is per definitie een beperkt visie. Het creatieve brein bevindt zich vooral in de rechterkant van de hersenen. Wie gaat tekenen naar de waarneming woelt als het ware dit creatieve brein los. Heel even – het duurt altijd kort –  kun je dan misselijk worden.

Ik had het ook toen ik begon met boetseren. Die nieuwe wereld van drie dimensionaal denken, haalde mij zo uit mijn comfortzone, dat ik er helemaal misselijk van werd!

Gisteren zo gewerkt aan het portret van Bernstein dat ook mijn hersenen even out of balance zijn. ha.

Bij de start van ieder portret is er vaak een ‘diep zuchten.’ Wat is dat? Ja, want ik vind het wel leuk.

Het is waarschijnlijk een zucht voor de tocht die mij wacht. Want zelden of nooit is het tekenen van een portret zonder worsteling. Ja, dat is het. Het is een zucht vanwege de worsteling die mij te wachten staat.

Ik hoorde eens van een schilder, die zijn huis zo had ingericht, dat hij in de ochtend als vanzelf naar zijn atelier werd geleid. Om hem te helpen daar te komen. ha.

Ik heb met opzet een kleurrijk portret van Herman Finkers gekozen; na al het zwart wit heb ik behoefte aan het spel van kleur. Hier een dynamisch rood. En het fijne blauw-groen in zijn ogen!

Ik heb bewondering voor Finkers, omdat hij zo oprecht overkomt. Geen pleaser.

Hij heeft een spirituele inslag en is moedig genoeg hiermee voor het voetlicht te treden.

Dat vraagt om authenticiteit en moed.

Het is weer een schuine stand van het hoofd. Ik zal mijn best moeten doen de hoeken goed in de gaten te houden en er bij het tekenen rekening mee te houden.

De afstand van de ogen is van groot belang. Als je deze te groot of te klein maakt is het portret altijd uit balans; de neus wordt dat te breed of te smal, de mond te groot of te klein, het gezicht enzovoort.

Ik tast eerst met mijn potlood de vlakken om het oog af, zet dit heel licht neer. Ga dan het tweede oog aanzetten en kijk voortdurend of de afstand klopt.

Van Siegfried Woldhek heb ik geleerd dat de manier waarop wenkbrauwen en neuslijn samenkomen bepalend is voor een juiste uitdrukking. Daar let ik nu ook extra op.

Aan de bovenkant van het oogbol zit altijd een schaduwtje; immers het ooglid werpt altijd een schaduw op het oog.

En dan tussendoor even mijn mail checken. Moet gelijk weer in de organiseren modus. Niet meer doen!

Ik zet de lijnen in 1e instantie altijd heel dun neer; een soort aftasten. Dan kost het weinig moeite om aan te passen.

Het is mooi als je in het begin ( zo na het tekenen van de ogen) de persoon al een beetje geboren ziet worden.

Als het (portret) klopt,  kloppen meteen alle verbindingslijnen die ik maak.

Zoals met het portret van Bernstein was dit niet het geval. Dan weet ik eigenlijk dat er iets hapert.

ha.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *